Dag ondernemer,

Actuele discussies met impact op ondernemers? Kijk even hier: Wetsontwerpen en parlementaire discussie met impact op ondernemers

Wetgeving die in 2025 reeds impact heeft? Check: RSZ-nieuwigheden in 2025 voor KMO’s


Hieronder vind je onze klassieke blogposts.


  • Bundeling en koppelverkoop van verzekeringen: Uitleg van de nieuwe regels (2025)

    dit is een uitgebreide versie, er is ook een beknopte post over dit thema

    Inleiding: Waarom regels rond koppelverkoop van verzekeringen?

    Koppelverkoop – het samen aanbieden van een verzekering met een ander product of dienst – komt vaak voor. Denk aan een hypotheeklening waarbij de bank ook een brandverzekering aanbiedt, of een reisorganisatie die je reis annuleert als je geen annuleringsverzekering neemt.

    Zulke combinaties kunnen voordelen opleveren (één pakket, één aanspreekpunt, korting), maar brengen ook risico’s met zich mee. Consumenten kunnen zich verplicht voelen iets af te nemen dat ze niet écht willen of nodig hebben, of ze raken het overzicht kwijt over wat ze precies kopen. Daarom zijn er in België en Europa strenge regels om consumenten te beschermen en eerlijke concurrentie te garanderen.

    In mei 2025 heeft de Belgische financiële toezichthouder FSMA samen met de FOD Economie een nieuwe praktijkgids (FSMA_2025_09) gepubliceerd.

    Deze gids legt in begrijpbare taal uit welke regels van toepassing zijn op koppelverkoop wanneer een verzekering onderdeel is van het pakket. Het doel is duidelijkheid te scheppen over de complexe wetgeving en ervoor te zorgen dat zowel consumenten als aanbieders weten waar ze aan toe zijn. We bespreken hier de belangrijkste inzichten: wat koppelverkoop, tying en bundling inhouden, welke informatie een verkoper móét geven voor het contract (precontractuele informatieverplichtingen), speciale gevallen zoals aangehechte en toegevoegde contracten, en het bredere juridische kader (Belgisch Wetboek Economisch Recht Boek VI & VII, de Europese IDD-richtlijn, de verzekeringswet). We kijken ook vooruit naar veranderingen die in 2025 en 2026 (en verder) in werking treden, en wat die betekenen voor consumenten, banken, verzekeraars en tussenpersonen.

    TL;DR (In het kort): Koppelverkoop met verzekeringen is niet verboden, maar er gelden strikte spelregels. Verplichte combinatieverkoop (tying) mag in principe niet, behalve in uitzonderlijke gevallen (bv. specifieke verplichte verzekeringen bij een hypotheek). 

    Vrije bundeling (bundling) mag wél, maar dan moet de aanbieder duidelijk en eerlijk communiceren over elk onderdeel en de consument de keuzevrijheid laten. Vanaf 2025 worden deze regels aangescherpt en beter toegelicht, zodat consumenten beschermd zijn tegen oneerlijke verkooptrucs.

    Wat is koppelverkoop? – Begrippen: tying vs. bundling

    Koppelverkoop betekent eenvoudigweg dat twee of meer producten samen worden aangeboden als één pakket. In onze context is minstens één van die producten een verzekering. Het andere kan van alles zijn: een financiële dienst (zoals een krediet, bankrekening of belegging) of iets niet-financieels (een auto, reis, toestel, lidmaatschap, enz.). Het is belangrijk te begrijpen dat koppelverkoop op zich een overkoepelend begrip is – het zegt nog niets over of de klant moet ingaan op het hele pakket of niet. Daarom maken we onderscheid tussen tying en bundling:

    • Tying (verplichte combinatie): Alle onderdelen van het pakket moeten verplicht samen worden gekocht. De klant kan ze niet afzonderlijk nemen. Met andere woorden: “Bij het afsluiten van product A ben je verplicht ook product B te nemen.” Dit is een vorm van koppelverkoop waarbij de keuzevrijheid van de consument beperkt wordt, want hij kan niet enkel het ene of het andere nemen.
      Voorbeeld: Een bank eist dat je ook een schuldsaldoverzekering afsluit als voorwaarde om een hypothecair krediet te krijgen. Of een autodealer verkoopt een wagen alleen op voorwaarde dat je ook meteen een autoverzekering via hem neemt. In zulke gevallen is er sprake van tying – je komt niet onder de extra verzekering uit, zelfs als je liever elders zou shoppen.
    • Bundling (pakket met keuzevrijheid): De onderdelen worden als pakket aangeboden, maar de consument kan ze ook afzonderlijk verkrijgen. Je krijgt bijvoorbeeld een voordeel of gemak als je beide samen neemt, maar het is niet verplicht – je zou elk element ook apart kunnen aanschaffen, eventueel bij een andere aanbieder.
      Voorbeeld: Een verzekeraar biedt een woonpakket aan: brandverzekering + familiale verzekering met een kleine pakketkorting. De klant mag echter ook kiezen om enkel de brandverzekering af te sluiten (zij het dan zonder korting), of de familiale elders te nemen. Dat is bundling: een gebundeld aanbod met vrije keuze. Een ander voorbeeld: Een bank geeft je 0,2% korting op de rente van je autolening als je tegelijk hun autoverzekering neemt. Je bent vrij om die verzekering te weigeren en de lening toch te krijgen (maar dan zonder de rentekorting). Dit is ook bundling – je wordt gestimuleerd maar niet verplicht.

    Schema – verschillende termen: In de Belgische regelgeving worden verschillende termen gebruikt voor deze concepten. De praktijkgids legt uit dat de term koppelverkoop in de verzekeringswet iets ruimer is dan in sommige andere wetten. In Boek VI van het Wetboek Economisch Recht (WER) wordt bij financiële diensten gesproken van “gezamenlijk aanbod” als men eigenlijk tying bedoelt. In Boek VII WER (kredietwetten) maakt men dan weer onderscheid tussen “koppelverkoop” (daar bedoeld als tying bij kredieten) en “gebundelde verkoop” (bundling bij kredieten). Het kan verwarrend zijn, maar in deze uitleg hanteren we de termen zoals de praktijkgids dat doet:

    • Koppelverkoop – algemene overkoepelende term (ongeacht of tying of bundling).
    • Tying – alle onderdelen zijn verplicht samen te nemen (dit heet ook “gezamenlijk aanbod” in Boek VI WER, of “koppelverkoop” in Boek VII WER).
    • Bundling – onderdelen worden samen aangeboden, maar kunnen ook apart worden genomen (dit heet in Boek VII WER “gebundelde verkoop”, en had in de oude verzekeringswetgeving geen aparte term).

    TL;DR: Tying = je moet product A + B samen afnemen, geen uitzonderingen. Bundling = je mag kiezen: A en B samen als pakket (vaak met voordeel), of A en B los van elkaar. Dit onderscheid is cruciaal, want de wetgeving staat bundling meestal toe (mits goede info), maar legt tying strenge beperkingen op of verbiedt het zelfs, om de consument te beschermen.

    Wettelijk kader: welke regels gelden bij koppelverkoop?

    De regels rond koppelverkoop van verzekeringen komen uit verschillende bronnen, die als puzzelstukjes in elkaar passen:

    • Boek VI van het Wetboek Economisch Recht (WER) – de vroegere Wet op de handelspraktijken – bevat de algemene regels over verkooppraktijken en consumentenbescherming. Hierin stond traditioneel een principieel verbod op gezamenlijke aanbiedingen waarbij minstens één financieel product betrokken is. Simpel gezegd: vroeger was het in België in principe verboden om een financiële dienst (zoals een lening of verzekering) te koppelen aan een ander product in één aanbod, juist om consumenten te vrijwaren van ongewenste verkooptactieken. Er bestonden wel uitzonderingen (zoals acties met kleine geschenken of promoties die de consument niet misleiden). Die basisregel staat (in aangepaste vorm) nog steeds in Artikel VI.81 WER, maar – belangrijk – sinds enkele jaren is dit niet langer absoluut.
    • Europese regelgeving en sectorale wetten hebben immers nieuwe, specifieke regels ingevoerd. Zo kwam in 2016 de Insurance Distribution Directive (IDD), een EU-richtlijn over verzekeringsdistributie. België heeft die IDD-richtlijn in 2018 omgezet in nationaal recht. Daarbij is voor het eerst expliciet in de verzekeringswetgeving bepaald hoe het zit met koppelverkoop waar een verzekering deel van uitmaakt. Deze regels in de Wet van 4 april 2014 op de verzekeringen (kortweg de verzekeringswet) vormen een lex specialis: ze hebben voorrang boven de oudere, algemene regel in Boek VI WER. Concreet: als er een verzekering in het spel is, volg je eerst de specifieke verzekeringsregels rond bundeling, en die kunnen bepaalde gevallen toestaan die onder Boek VI oorspronkelijk verboden waren.
    • Boek VII WER – dit deel bevat regels over consumentenkrediet en hypothecair krediet. Ook op Europees niveau bestaan hiervoor richtlijnen (de Consumentenkredietrichtlijn 2008/48/EG, de Richtlijn hypothecair krediet 2014/17/EU, enz.). In de kredietregels is duidelijk bepaald wat mag en niet mag als je een lening samen met andere producten aanbiedt. Boek VII WER maakt bijvoorbeeld expliciet onderscheid tussen “koppelverkoop” (verboden tying) en “gebundelde verkoop” (toegestane bundling) bij kredieten. Hypothecaire leningen en consumentenkredieten hebben elk hun eigen hoofdstuk met koppelverkoopbepalingen.
    • Algemene consumentenbescherming (oneerlijke handelspraktijken): Naast die specifieke bepalingen blijft altijd het algemene kader gelden. Een handelspraktijk (zoals een bepaalde manier van bundeling aanbieden) mag nooit een oneerlijke handelspraktijk zijn volgens de wet. Dit zijn de regels die voortkomen uit de Europese Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Kort samengevat: een verkooppraktijk mag de consument niet misleiden of agressief onder druk zetten. Zelfs al zou een bepaalde vorm van tying of bundling formeel binnen de specifieke koppelverkoopregels passen, dan nóg is ze verboden als ze misleidend, bedriegelijk of agressief is voor de gemiddelde consument. Die algemene norm is een soort vangnet.

    Hierdoor ontstaat een gelaagd systeem. De praktijkgids FSMA legt uit hoe die lagen samenhangen:

    • Basiskader: Boek VI WER verbood ooit in principe gezamenlijke aanbiedingen met financiële diensten.
    • Uitzondering/nuance: De verzekeringswet (ingevoerd via IDD) overschrijft dit verbod deels met specifieke gedragsregels voor verzekerings-bundeling. Met andere woorden: wat vroeger een “verboden koppelverkoop” was, kan nu soms toegelaten zijn onder bepaalde voorwaarden, dankzij die lex specialis.
    • Specifieke domeinen: Voor hypothecaire kredieten en bepaalde financiële producten gelden nog meer specifieke EU-regels. De verzekeringswet verwijst daarnaar: als een verzekering onderdeel is van bijvoorbeeld een beleggingsdienst (MiFID II), een hypotheek of een betaalrekening, dan gelden de regels uit die respectievelijke richtlijnen. Zo zorgen de FSMA en FOD Economie ervoor dat de strengste of meest passende regeling steeds van toepassing is.
    • Altijd van toepassing: Ongeacht welke specifieke wet geldt, mag het nooit een oneerlijke handelspraktijk vormen. Dit blijft de overkoepelende eis van eerlijkheid en transparantie.

    Voorbeeld om dit kader te illustreren: Vóór 2018 was het in België in principe verboden dat een bank zei: “Je krijgt onze lening alleen als je ook onze verzekering koopt.” Dat was een gezamenlijk aanbod van een financiële dienst en een ander product, dus verboden onder het oude Boek VI. Na de IDD is de regel verfijnd: voor verzekeringen is tying nog steeds uitzonderlijk, maar bundling mag als aan informatieplicht en andere voorwaarden is voldaan. En bij een hypothecair krediet bijvoorbeeld, heeft de EU gezegd: een bank mag een brandverzekering of schuldsaldoverzekering eisen (die beschermen immers de bank én de klant), maar de klant moet wel vrij zijn om die verplichte verzekering bij een verzekeraar naar keuze te nemen (bank mag dus niet verplichten dat het hun eigen verzekeringsproduct is). Dat is een mooi voorbeeld hoe de sectorale regels (hypotheekwetgeving) een uitzondering maken op de algemene regels, ten gunste van consumentbescherming op maat.

    TL;DR: Er is een gelaagd web van regels. Algemeen was koppelverkoop van financiële producten ooit taboe in België, maar specifieke wetten (zoals de verzekeringswet na IDD, en kredietwetten) laten bepaalde combinaties toe onder strikte voorwaarden. Steeds geldt: misleidende of agressieve bundeling blijft verboden. De nieuwe praktijkgids (2025) brengt al deze regels samen, zodat iedereen begrijpt wat nu precies mag en niet mag.

    Oneerlijke praktijken: koppelverkoop mag geen misleiding of dwang zijn

    Voor we in detail de toegestane combinaties bespreken, benadrukken we de basisvoorwaarde die altijd geldt: elke vorm van koppelverkoop (tying of bundling) moet eerlijk verlopen. De wet omschrijft dit in de bepalingen over oneerlijke handelspraktijken (Art. VI.93 e.v. WER). Een praktijk is oneerlijk als ze in strijd is met de professionele toewijding én het economische gedrag van de gemiddelde consument merkbaar verstoort. In gewone taal: de verkoper moet zich fair gedragen en de consument mag door de manier van aanbieden niet op het verkeerde been gezet worden of onder ongepaste druk gezet worden.

    Misleiding vermijden: Bij koppelverkoop is het risico op misleiding groter als niet helder is wat er precies in het pakket zit of wat de voorwaarden zijn. Daarom hamert de praktijkgids erop dat bij tying en bundling duidelijke en begrijpelijke informatie over alle onderdelen en hun gevolgen cruciaal is, zeker bij tying (waar de consument geen keuze heeft).

    De aanbieder moet transparant zijn: wat kost elk deel? Waarvoor dient het? Kan je het apart kopen? Wat gebeurt er als je het ene opzegt en het andere houdt? Als zulke essentiële info ontbreekt of vaag is, kan dat een misleidende omissie zijn – en dus verboden. Ook feitelijk juiste informatie kan misleidend zijn als die op een verwarrende manier wordt gepresenteerd. Denk aan een reclame die schreeuwt “gratis verzekering bij uw lening!”, terwijl ergens in de kleine lettertjes blijkt dat je daardoor een hogere kredietkost betaalt; dat is misleidend.

    Geen ongepaste druk: Evenzeer mag bundeling niet escaleren tot psychologische druk of koppelverkoop “met het mes op de keel”. Agressieve handelspraktijken (zoals dreigen dat de deal vervalt nu meteen als je niet ook dat extra product neemt) zijn bij wet verboden. De consument moet een weloverwogen beslissing kunnen nemen, zonder intimidatie of ongepaste beïnvloeding. Bijvoorbeeld: een verzekeringsagent mag niet insinueren dat een klant onverantwoord bezig is als hij de extra verzekering weigert, of onterecht angst aanjagen (“Zonder deze aanvullende polis riskeert u alles kwijt te raken!”) – dat zou ongepast zijn.

    Samengevat: Het kader van oneerlijke handelspraktijken is de stok achter de deur. Alles wat volgt aan specifieke regels neemt die algemene eis mee: wees open en fair. In de praktijk betekent dit dat verkopers bij bundelaanbiedingen volledige, correcte en begrijpelijke informatie moeten geven en de keuze van de klant moeten respecteren. Doen ze dat niet, dan kan hun koppelverkoop onwettig zijn, zelfs los van de specifieke koppelverkoopregels.

    Precontractuele informatieverplichtingen: wat moet de verkoper op voorhand vertellen?

    Een belangrijk deel van de bescherming voor consumenten zit in de informatieplicht van de aanbieder. Precontractuele informatieverplichtingen zijn regels die voorschrijven welke info de consument vóór het afsluiten van een overeenkomst moet krijgen. Bij koppelverkoop met verzekeringen zijn er specifieke dingen die de klant moet weten, zodat hij een geïnformeerde keuze kan maken.

    1. Duidelijke beschrijving van alle onderdelen: Als een verzekering samen met iets anders wordt aangeboden, moet de verkoper een adequate beschrijving geven van elk onderdeel van de deal. De consument heeft recht om te weten wat hij precies koopt in dat pakket. Gaat het om één contract met meerdere dekkingen, of verschillende contracten? Wat dekt de verzekering, wat doet het andere product/dienst? Bijvoorbeeld: bij een pakketreis met annuleringsverzekering moet de reisorganisator duidelijk maken dat de annuleringspolis een losstaande verzekering is die bepaalde risico’s dekt (annuleringskosten) en geen invloed heeft op de reisdiensten zelf. Of als een bank een betaalrekening aanbiedt met “gratis” verzekering erbij, moet duidelijk zijn wat die verzekering inhoudt (bv. een aankoopbescherming voor aankopen met de kaart).

    2. Kosten en lasten per component: De aanbieder moet ook per onderdeel aangeven wat de kosten zijn. Dit is essentieel bij bundling, omdat de klant anders de waarde van het pakket niet kan beoordelen. Stel, een autodealer biedt een auto aan met een omniumverzekering “inbegrepen” voor jaar 1. Dan moet hij laten weten hoeveel die verzekering eigenlijk kost – zit het in de totaalprijs verrekend, en zo ja, hoeveel? Alleen met zulke info kan de consument vergelijken of het elders goedkoper is of beslissen of hij de verzekering wel wil. De praktijkgids verwijst hier naar de wettelijke basis in de verzekeringswet: Artikel 286, §2 verplicht afzonderlijke kosteninformatie voor elke component.

    3. Kan je apart kopen, ja of nee? De verkoper moet expliciet meedelen of de verschillende componenten al dan niet afzonderlijk verkrijgbaar zijn. Dit hangt samen met tying vs bundling. De klant mag niet in het ongewisse blijven over zijn keuzevrijheid. Als iets niet los verkrijgbaar is (tying), moet dat duidelijk zijn (“Deze verzekering is een verplichte voorwaarde, u kan product X niet verkrijgen zonder dit mee af te nemen”). Is het wél los mogelijk (bundling), dan moet hij dat ook zeggen en liefst hoe (bijvoorbeeld: “U kunt deze verzekering ook apart kopen bij ons of elders, maar dan vervalt de pakketkorting op uw bankrekening”). In feite verplicht de IDD-regel de aanbieder om open kaart te spelen: is dit een keuzepakket of een onlosmakelijk iets?

    4. Uitleg over gecombineerde risico’s of dekking (indien van toepassing): Soms kan de combinatie van producten invloed hebben op het risico of de dekking. De wet zegt dat als het totale pakket qua risico/verzekering verschilt van wat je zou hebben als je elk onderdeel apart nam, de verzekeringsdistributeur dat ook moet uitleggen. Een voorbeeld: een autolening met een aparte schuldsaldoverzekering kan samen een ander risicoprofiel hebben – de verzekering zorgt ervoor dat bij overlijden de lening gedekt is. Dat moet de klant begrijpen: “Met de verzekering overlijdt u, dan wordt de restschuld betaald; zonder die verzekering zou dat niet gebeuren.” Of bijvoorbeeld bij twee verzekeringen in één pakket: soms dekken ze samen een ruimer risico dan apart, of juist overlappend. De klant moet weten wat de interactie is en hoe dat de dekking of risico beïnvloedt.

    5. Documentatie en standaardinfo: Naast deze specifieke eisen moet natuurlijk alle normale informatie per product gegeven worden. Denk aan het verzekeringsproduct-informatiedocument (IPID) voor elke verzekering, de algemene voorwaarden, de informatiefiches voor kredieten (SECCI-document voor leningen), enz. Bij bundels is extra oplettendheid nodig: de aanbieder moet alle relevante documentatie van elk onderdeel tijdig leveren. Zo krijgt de consument de kans om elk deel van de bundel door te nemen.

    6. Inbegrepen kosten in het JKP (jaarlijkse kostenpercentage) bij kredieten: Als een verzekering gekoppeld is aan een krediet en de verzekering is een voorwaarde of beïnvloedt de kost van het krediet, dan moeten de kosten van die verzekering in het JKP van het krediet worden opgenomen. Het JKP is het cijfer dat alle kosten van de lening (rente + bijkomende verplichte kosten) uitdrukt als een jaarlijks percentage. Door de verzekeringspremie daarin te rekenen, krijgt de consument een eerlijk beeld. Bijvoorbeeld: een consumentenkrediet zonder verzekering heeft JKP 8%, maar met de optionele verzekering daalt de rente en lijkt het aantrekkelijker – echter, die verzekering zelf kost premie. De bank moet dan in het JKP mét verzekering de premiekost verrekenen, zodat de klant ziet dat het totale kostenplaatje misschien eigenlijk 9% JKP is inclusief verzekering. Op die manier is er transparantie over de echte voordeligheid van het pakket.

    TL;DR: “Licht de klant volledig in!” Dat is de leuze. Vooraf moet de consument helder geïnformeerd worden over: Welke producten zitten in het pakket? Wat kosten ze elk? Kun je ze apart nemen of is het verplicht samen? Wat voegt de combinatie toe vergeleken met apart?. Alleen zo kan een klant bewuste keuzes maken. Deze informatieplichten zijn sinds de implementatie van IDD (2018) verplicht en in 2025 wordt er scherper op toegezien dat aanbieders zich hieraan houden. Een aanbieder die verzuimt deze info te geven, riskeert dat zijn bundelaanbod als misleidend wordt gezien – en dus onwettig.

    Toegestane en verboden combinaties: verschillende scenario’s

    Nu we de algemene principes hebben, gaan we in op concrete situaties. Wanneer mag bundling wel, en tying niet? Wat zijn de uitzonderingen? We belichten de meest voorkomende scenario’s waarin verzekeringen gebundeld worden, en leggen telkens uit wat de regels zeggen in 2025 (en daarna).

    1. Verzekering + niet-financiële dienst of goed (verzekering is hoofd- of nevenproduct)

    Dit is een veel voorkomend scenario: een verzekering samen verkocht met iets dat geen financiële dienst is. Denk aan: een reis met een annuleringsverzekering, een smartphone met een toestelverzekering, een fiets met een diefstalverzekering, een auto met een omniumverzekering, enz.

    Regel: Als een verzekeringsproduct wordt aangeboden samen met een goed of niet-financiële dienst, dan is enkel bundling toegestaan – tying is verboden. De klant moet dus altijd de mogelijkheid hebben om het goed of de dienst ook zonder de verzekering te kopen. Je mag een verzekering aanbieden als extra, maar niet opleggen als voorwaarde. Dit staat zo in de verzekeringswet (art. 286, §4) en is conform de IDD-richtlijn. Het idee erachter is duidelijk: de consument mag niet gedwongen worden tot een verzekering die hij niet wil, enkel om het andere product te kunnen krijgen.

    • Voorbeeld: Een reisbureau biedt standaard een pakketreis inclusief annuleringsverzekering aan. Vroeger zag je soms in de kleine lettertjes “verplichte annuleringsverzekering inbegrepen”. Maar volgens de nieuwste regels moet dat facultatief zijn. De FSMA en FOD Economie benadrukken: een reiziger moet altijd de mogelijkheid hebben de pakketreis te boeken zonder (annulatie)verzekering. De reisorganisator mag dus wel een annuleringsverzekering aanbieden of zelfs aanraden, maar hij kan het niet verplicht stellen. De praktijkgids haalt aan dat hoewel de Pakketreizenwet ooit sprak over “verplichte verzekering” in informatiecontext, dit door de komst van IDD is achterhaald – er mag geen verplichte verzekering worden opgelegd, enkel optioneel.
    • Voorbeeld: Een elektronicawinkel verkoopt een nieuwe smartphone en stelt voor om er een toestelverzekering bij te nemen (voor schermbreuk, diefstal, etc.). Volgens de regels moet de klant die telefoon ook zonder die extra verzekering kunnen kopen. De verzekeringsverkoper (hier de winkel, als verzekeringsverdeler) moet duidelijk zeggen “deze verzekering is optioneel” en mag de verkoop van de telefoon niet laten afhangen van de afname van de verzekering. Bundling (optie aanbieden) mag, tying (verplichte combo) niet.
    • Voorbeeld: Een autodealer verkoopt een auto en biedt daarbij een jaar omniumverzekering aan eigen kostprijs aan, op voorwaarde dat de klant tekent bij dezelfde autogroepverzekeraar. Zolang de klant ook de keuze heeft om de auto zonder die verzekering te kopen (desnoods mist hij dan het voordeel), is dat bundling. De dealer mag niet zeggen “wij verkopen u de auto niet zonder dat u onze verzekering neemt” – dat zou tying zijn en dus verboden.

    Let wel: enkel bundling is toegelaten betekent niet dat de bundel zelf niet mag. Het mag wél in één pakket aangeboden worden of als promotie samen, maar de consument heeft het recht om te scheiden. Soms zal de praktijk zijn dat de klant expliciet moet aangeven “ik wens geen verzekering” (opt-out). Dat kan, maar de sleutel is: hij kán nee zeggen zonder het hoofdproduct kwijt te spelen.

    Gevolgen voor aanbieders (2025): Bedrijven die verzekeringen cross-sellen met goederen/diensten moeten hun verkoopproces hierop hebben afgestemd. Bijvoorbeeld: webshops moeten bij de check-out de verzekering als een optionele toevoeging tonen, niet als standaard aangevinkt vakje. Contractueel mogen ze het product niet afhankelijk stellen van de verzekeringsafname. Ook moeten ze – zoals eerder genoemd – per onderdeel de kosten tonen. Een positieve evolutie voor consumenten is dat je nu duidelijker de keuze krijgt. Zo zal bij een online vliegtuigticket of pakketreis tegenwoordig standaard een optie “Ik wens geen verzekering” zichtbaar zijn, waar dat vroeger verstopt kon zijn.

    Uitzonderingen of speciale gevallen: Is tying hier nooit toegestaan? In principe niet, tenzij een bijzondere wettelijke bepaling een uitzondering maakt. Bij goederen/diensten is dat zeldzaam. Misschien als de wet zelf een verzekering verplicht stelt voor gebruik van iets? (Bijv. een autoverkoper moet garanderen dat je een BA-autoverzekering hebt om de weg op te mogen – maar dat is geen verkoopsvoorwaarde van de dealer, eerder een gebruiksvoorwaarde bij wet. Je kan die BA-verzekering ook bij eender welke verzekeraar halen, dus niet per se bij de verkoper).

    TL;DR: Koop je een niet-financieel product of dienst samen met een verzekering, dan geldt: de verzekering moet optioneel zijn. De verkoper mag het bundelen aanbieden, maar jij moet het hoofdproduct ook zonder die verzekering kunnen krijgen. “Verplicht samen” mag dus niet, wel “samen voor het gemak/voordeel, maar niet verplicht.”

    2. Twee of meer verzekeringen samen (pakket van verzekeringen)

    Soms worden meerdere verzekeringspolissen als pakket verkocht. Bijvoorbeeld: een verzekeraar lanceert een “gezinsplan” waarbij je woonhuisverzekering, autoverzekering en familiale verzekering in één keer afsluit. Of men biedt bij een hospitalisatieverzekering automatisch een aanvullende tandverzekering aan.

    Regel: Het bundelen van verschillende verzekeringen onderling is in principe toegestaan, mits de algemene informatie- en behoefteanalyse-regels gerespecteerd worden. In de wet is dit niet echt als verbod opgenomen; de IDD-richtlijn stelt vooral dat als verzekeringen gebundeld worden die verschillende risico’s dekken, dit toegestaan is maar dat de distributeur moet blijven voldoen aan zijn plichten van advies, afstemming op behoeften en transparantie. Met andere woorden: er is geen expliciet tying-verbod tussen verzekeringen onderling zoals bij financiële diensten vs goederen, maar de verkoper moet nog steeds zorgen dat het pakket geschikt is voor de klant.

    Concreet betekent dit: een verzekeringsmakelaar of -maatschappij mag wel een combi-aanbod maken (“neem verzekering A en B samen en krijg X% korting”), maar hij moet bij het adviseren rekening houden met de vraag of beide effectief nodig zijn voor de klant. Hij mag niet zomaar een onnodige polis erbij duwen. Ook hier geldt uiteraard de informatieplicht: kan je de polissen apart nemen? Zo ja, wat kosten ze apart? Zijn de voorwaarden los te koop dezelfde?

    Tying bij verzekeringen onderling: Stel dat een verzekeraar zou zeggen: “U kunt polis B alleen kopen als u ook polis A bij ons neemt.” Dit komt weinig voor, maar als het gebeurt, zou men kijken of dat niet neerkomt op een ongeoorloofde beperking van de keuzevrijheid. De verzekeringswet zelf verbiedt deze vorm van tying niet expliciet zoals bij verzekeringen + goederen, maar Boek VI WER (gezamenlijk aanbod) zou hier mogelijk toch van toepassing kunnen zijn, aangezien twee verzekeringsdiensten allebei financiële diensten zijn.

    Echter, Boek VI Artikel VI.81 verbiedt een gezamenlijk aanbod van een financiële dienst met om het even wat, tenzij bepaalde uitzonderingen. Als twee verzekeringen samen een pakket vormen, zou dat technisch een gezamenlijk aanbod van twee financiële diensten kunnen zijn. In Boek VI was er een uitzondering dat twee financiële diensten die één geheel vormen, wel samen mogen (bijv. een bankrekening met bankkaart, wat logisch samenhoort). Maar twee willekeurige verzekeringen vormen niet per se één geheel, dus dat zou discutabel kunnen zijn.

    De praktijkgids zelf focust echter op gevallen waar één component verzekering is en de andere niet, of verzekeringen bij kredieten. Het bundelen van alleen verzekeringen onderling valt gewoon onder de IDD-gedragsregels.

    Meerdere verzekeringen samen aanbieden is niet verboden, maar de aanbieder moet fair blijven: geen onzinpolissen opdringen en transparant maken dat de klant ze ook apart kan nemen als hij dat wil. In de praktijk zien we dat verzekeraars pakketten vooral als gemak en prijsvoordeel positioneren, niet als verplichting. De klant heeft vaak de keuze elke polis afzonderlijk te kopen (weliswaar zonder bundelkorting). Dit is dus bundling in de zuivere vorm.

    TL;DR: Verzekeraars mogen verzekeringspakketten aanbieden (bv. auto + brand + familiale), zolang de klant een bewuste keuze kan maken en goed geïnformeerd is. Er is geen apart verbod op tying van verzekeringen onderling, maar algemene regels dwingen tot transparantie en passend advies. Het is bundeling mits je ook los kunt afsluiten; pure tying (“je krijgt deze dekking alleen als je die andere ook neemt”) zou al snel in strijd zijn met het eerlijke karakter en mogelijk met de geest van de wet op gezamenlijke aanbiedingen.

    3. Verzekering als hoofdproduct, met een nevenproduct/dienst (geen verzekering)

    In dit scenario is de verzekering zelf het hoofdproduct dat je koopt, en daarbij wordt nog iets extra’s geleverd dat op zich geen verzekering is. Bijvoorbeeld: bij een verzekering krijg je een dienstverlening of gadget. Denk aan: een autopolis waarbij de verzekeraar een gratis pechbijstandskaart geeft, of een brandverzekering waarbij je een rookmelder cadeau krijgt, of een hospitalisatieverzekering die automatisch lidmaatschap van een medische assistentieclub inhoudt.

    Regel: Wanneer de verzekering het hoofdproduct is en er een ander (niet-verzekerings) nevenproduct aan vastzit, is bundling toegestaan en zelfs tying zou hier in theorie niet zoveel kwaad kunnen – maar de wet verplicht in elk geval transparantie. De verzekeringsdistributeur moet aangeven of de componenten al dan niet afzonderlijk verkrijgbaar zijn. Dus hij moet expliciet zeggen: “Deze extra dienst is enkel inbegrepen bij de polis en niet apart verkrijgbaar” of juist “U kunt de verzekering ook nemen zonder die extra dienst.” De Belgische verzekeringswet (art. 286, §2-3) eist daarnaast dat, indien ze apart verkrijgbaar zijn, hij de kosten en kenmerken per onderdeel geeft, zoals eerder besproken.

    In de praktijk komt het vaak neer op bundling: de nevendienst (bv. pechbijstand) wordt als gratis extra gegeven, maar is niet apart te koop bij die verzekeraar. Als de nevendienst gratis is en inherent aan de polis, kan je het niet echt “los” kopen – maar het is ook geen nadeel voor de klant, want hij betaalt er niets extra voor. Mocht het toch een betalende nevendienst zijn die optioneel is, dan zal de verzekeraar dat als optie aanbieden. Het belangrijkste is dat de klant weet waar hij aan toe is.

    • Voorbeeld: Een fietsverzekeraar verkoopt een diefstalverzekering en zegt erbij: “Inclusief GPS-tracker-service ter waarde van €50 per jaar.” Als klant moet je weten: die €50 waarde, zit die in mijn premie verwerkt? Kan ik de verzekering ook zonder tracker nemen voor minder premie? Of is dit puur een gratis extra? De verzekeraar moet dat helder maken. Vaak zal dit soort aanbod bundling zijn in die zin dat de verzekering de kern is en de tracker een bonus zonder afzonderlijke prijs. Dat is toegestaan, zolang het eerlijk gecommuniceerd wordt.
    • Voorbeeld: Een hospitalisatieverzekeraar geeft standaard een ledenkaart voor een medische bijstandsorganisatie. Die organisatie biedt diensten als thuisverplegingcoördinatie of medische hotline. Dit is een nevendienst. Als dit inherent deel is van het verzekeringspakket (je krijgt het er automatisch bij, zonder afzonderlijke premie), dan moet de verzekeraar vooral duidelijk maken dat het erbij hoort, wat het inhoudt, en dat je het niet kunt schrappen voor korting (indien dat zo is). Dit valt binnen legitieme bundeling zolang de informatie klopt.

    Conclusie voor dit scenario: Er is geen verbod om bij een verzekering nog iets extra’s te leveren – dat mag, en het kan de waarde voor de klant verhogen. Zolang de verzekering zelf maar niet onoverzichtelijk wordt. Een verzekeraar moet oppassen dat de extra component niet de aandacht afleidt van de verzekeringsvoorwaarden. De klant moet nog steeds een verzekering kunnen beoordelen op zijn merites, niet alleen verleid worden door een “gratis tablet bij uw omniumverzekering!” zonder de polisvoorwaarden te lezen. Hier speelt de oneerlijke-praktijktest weer mee: als de extra’s zó gepresenteerd worden dat ze de consument afleiden of misleiden, zou dat verboden kunnen zijn.

    TL;DR: Verzekering met een extraatje? – Mag gerust, mits eerlijk. De verzekering is hoofdzaak, de bijkomstigheid (gadget/dienst) moet duidelijk als bijkomstig worden aangeduid. De klant moet weten of die verzekering ook zonderextraatje kan en wat elk deel kost of waard is. Over het algemeen is dit minder problematisch zolang de verkoper transparant is en geen valse “gratis” beloftes doet.

    4. Verzekering + consumentenkrediet (lening op afbetaling, autolening, etc.)

    Een veelvoorkomende combinatie in de financiële sector: je sluit een consumentenkrediet af (bijvoorbeeld een persoonlijke lening of autolening) en men biedt je (of eist) een verzekering erbij. Dat kan een schuldsaldoverzekeringzijn (die openstaande bedragen terugbetaalt bij overlijden), een verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid (die je afbetalingen overneemt als je je job verliest), of een omnium/verzekerd voorwerp bij bijvoorbeeld autoleningen.

    Regel in Boek VII WER (consumentenkrediet): De wet is hier vrij strikt: tying is verboden, bundling is toegestaan. Artikel VII.87, §1 WER stelt expliciet: “Het is de kredietgever en -bemiddelaar verboden de consument te verplichten in het kader van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te sluiten.”. Met andere woorden, een lening verstrekken op voorwaarde dat de klant ook een verzekering (of gelijk welk ander contract) neemt, is niet toegestaan. De consument moet de lening kunnen krijgen zonder dat hij die andere overeenkomst afsluit. Dit is exact het principe van geen tying.

    Alleen bundling mag: De kredietgever mag wél pakketten aanbieden. Bijvoorbeeld: een bank zegt “Wij hebben een veilig kredietpakket: u krijgt een lening + betalingsbeschermingsverzekering samen voor een aantrekkelijke all-in prijs.” Zolang de klant ook de mogelijkheid heeft om de lening zonder die verzekering te nemen, is dat bundling. In de praktijk ziet men dit vaak als volgt: de bank adverteert een rentevoet of voorwaarden mits het afsluiten van de bijhorende verzekering. De klant kan ervoor kiezen daarop in te gaan of niet. Het is legaal om een voordeel te geven als de klant het pakket neemt (bijvoorbeeld iets lagere rente of soepelere goedkeuring bij het krediet omdat de verzekering risico wegneemt), zolang de lening op zich niet geweigerd wordt als hij de verzekering niet wil.

    • Concreet voorbeeld: Je vraagt een autolening aan. De kredietverstrekker biedt een “jobverliesverzekering” aan die gedurende 12 maanden je aflossingen zou betalen als je je baan kwijtraakt. Ze benadrukken dat klanten met zo’n verzekering minder risico vormen, dus een beter tarief krijgen. Jij mag kiezen: met verzekering rente 5%, zonder verzekering 6%. Dit is bundling – jouw keuzevrijheid blijft. De wet zou dit toestaan, al moet men opletten dat het verschil niet zo extreem is dat je je praktisch gedwongen voelt. Als de bank zou zeggen “zonder verzekering krijgt u geen lening of een absurd hoge rente die feitelijk een straf is”, dan kan dat op het randje van verboden dwang komen. Maar kleine rentevoordelen zijn courant en toegelaten.

    Infoverplichtingen bij krediet + verzekering: Hier komt ook de informatieplicht sterk om de hoek kijken. De kredietverlener moet aan alle regels van kredietreclame en -informatie voldoen. Zo moet bijvoorbeeld in het Europese Standaardinformatieblad (ESIS/SECCI) voor leningen duidelijk worden aangegeven of er een verzekering aan het krediet verbonden is en of die verplicht of optioneel is. Indien de verzekering verplicht is voor de lening (wat dus eigenlijk niet mag tenzij een wettelijke uitzondering, zie verder), móét de kost ervan in het JKP worden opgenomen, zoals eerder vermeld. Is hij optioneel, dan staat vaak vermeld “Niet verplicht voor de kredietverstrekking. Als u ervoor kiest, kost het X euro en verandert het JKP naar Y%”.

    Uitzondering – aangehechte contracten bij consumentenkrediet? Bij consumentenkredieten (klassieke leningen op afbetaling, persoonlijk krediet, etc. voor consumptiegoederen) is er geen specifiek concept van aangehecht contract zoals bij hypotheken (daar komen we zo op). Over het algemeen geldt een strikt verbod op tying hier, zonder uitzonderingen voor bepaalde verzekeringen. Een consumentenkredietverstrekker mag dus niet eisen: “je móét onze verzekering nemen punt uit.” Als een kredietgever toch vindt dat een klant bepaalde risico’s moet afdekken (bv. inkomensverlies), kan hij hoogstens de lening weigeren op grond van kredietwaardigheid als de klant erg risicovol is zonder verzekering. Maar hij kan niet formeel verplichten “neem deze polis of geen lening”, want dat is strijdig met Art. VII.87 WER.

    Verplichtingen vanaf 2025: Eigenlijk was dit al zo sinds de kredietwetgeving van kracht werd (2014 voor consumentenkrediet in WER). Wat wel nieuw is, is de sterke nadruk hierop in de praktijkgids en de coördinatie met de verzekeringswet. De gids geeft voorbeelden van hoe dit in de praktijk loopt en benadrukt ook de rolverdeling: de FSMA ziet toe op verzekeringsdistributeurs (bv. een verzekeringsmakelaar die samenwerkt met een kredietgever om bij een lening een polis te sluiten), terwijl de FOD Economie toeziet op kredietgevers en -bemiddelaars zelf. In 2025 is er dus geen plotse wetswijziging op dit vlak, maar wel de duidelijke communicatie: “Kredietgevers, let op: bundling mag, tying niet. En hou je aan de info- en gedragsregels.”

    Gevolgen voor banken/tussenpersonen: Banken en kredietmakelaars hebben hun processen zo ingericht dat verzekeringen een vrije keuze zijn. Vaak moet de klant bij het invullen van de kredietaanvraag expliciet aanvinken of hij de gekoppelde verzekering wenst of niet. Intern moet de bank oppassen geen ongeoorloofde druk te zetten. Dit is ook in hun eigen belang: een ontevreden klant of juridische betwistingen (bijv. iemand die stelt dat hem een onnodige verzekering is opgedrongen) willen ze vermijden. In een geschil zal men kijken: is de consument voldoende geïnformeerd en was het écht optioneel? Vandaar dat veel contractdocumenten nu laten ondertekenen “Ik besef dat de verzekering optioneel is en kies hier wel/niet voor.”

    TL;DR: Bij consumentenkredieten is de stelregel duidelijk: je kan de lening krijgen zonder bijkomende verzekeringen te moeten nemen. Aanbieders mogen combo’s voorstellen en belonen (bundling met bijvoorbeeld een betere rente), maar ze mogen je niet de arm omwringen. Vanaf 2025 is er extra aandacht van de toezichthouders om te zorgen dat dit in de praktijk ook gebeurt – geen stilzwijgende verplichtingen, geen verpakte dwang. Voor jou als consument betekent het: voel je vrij om “nee” te zeggen tegen verzekeringen bij je lening, of onderhandel over de voorwaarden. Voor de aanbieder betekent het: wees transparant en dwing niet, anders ben je in overtreding.

    5. Verzekering + hypothecair krediet (woningkrediet)

    Hypothecair krediet (de klassieke woninglening) is een apart beestje. Hier komen grote bedragen bij kijken en zowel consument als bank willen risico’s afdekken. Traditioneel vragen banken vaak aan de kredietnemer om een brandverzekering (voor het huis dat als onderpand dient) en een levensverzekering (schuldsaldoverzekering) af te sluiten. Dit is een vorm van koppelverkoop: je krijgt de lening, maar je moet bepaalde verzekeringen hebben. Hoe verhouden de regels zich hier?

    Regel in Boek VII WER (hypothecair krediet): Hier is de wet genuanceerder dan bij consumentenkrediet. In principe geldt ook: tying is verboden, bundling toegestaan, maar er zijn belangrijke uitzonderingen specifiek in de wet verankerd.

    België heeft met de omzetting van de Europese Richtlijn hypothecair krediet bepaalde toelatingen ingevoerd voor hypotheken:

    • Aangehechte contracten: Dit is een sleutelbegrip. Een aangehecht contract is een verzekeringsovereenkomst die een voorwaarde is voor het hypothecair krediet en die zó essentieel is dat niet-naleving (bv. de polis niet hebben of houden) de onmiddellijke opeisbaarheid van de lening kan veroorzaken. De bank mag dus zo’n verzekering verplichten, het is een echte tie-in. Dit lijkt op tying, maar de wet staat het toe als uitzondering, omdat men het ziet als inherent deel van verantwoord krediet geven. Art. VII.146 WER bepaalt de regels hiervoor.Welke verzekeringen kunnen aangehecht zijn? De wet limiteert dat tot een paar soorten:
      – Schuldsaldoverzekering (levensverzekering die de lening terugbetaalt bij overlijden van de kredietnemer).
      – Tijdelijke overlijdensverzekering met constant kapitaal (variatie op schuldsaldo, bv. bij aflossingsvrije periodes).
      – Verzekering die het risico dekt van beschadiging van het onroerend goed dat als waarborg dient (m.a.w. een brand- of woonverzekering voor het huis).
      – Borgtochtverzekering (verzekering die de bank schadeloosstelt als je niet betaalt, in plaats van een klassieke borg).Andere verzekeringen – bv. een werkloosheidsverzekering of gewaarborgd inkomen – kunnen niet als aangehecht contract worden verplicht. Die mogen hoogstens als optie (bundling) worden aangeboden bij de hypotheek, maar niet als voorwaarde.Het concept aangehecht is dus erg specifiek: het moet direct gelinkt zijn aan de hypotheek en cruciaal voor de kredietveiligheid. Banken hanteren dit bijvoorbeeld: in de kredietofferte staat “Voorwaarde: schuldsaldoverzekering voor min. € bedrag, en brandverzekering op het pand”.Voorwaarden bij aangehecht contract: Als een bank een verzekering als aangehecht contract vereist, brengt dat verplichtingen mee:
      • De bank en de klant moeten een apart document ondertekenen waarin duidelijk staat dat die verzekering een aangehecht contract bij de lening is, welk krediet het betreft, dat de bank die polis aanvaardt als aangehecht contract, en wat de verplichtingen van de consument zijn op grond van dat contract. Zo’n document is sinds juni 2024 verplicht (ingevoerd via een wet van 5 nov 2023) – dit zorgt ervoor dat de klant zwart op wit erkent en begrijpt dat die verzekering een kredietvoorwaarde is, en de bank engageert zich formeel dat hij die polis als voldoende beschouwt.
      • Opeisbaarheid bij niet-naleven: De wet maakt duidelijk dat als de consument de aangehechte verzekering niet afsluit of in stand houdt, dit een contractuele fout is die ontbinding van de kredietovereenkomst kan rechtvaardigen. Simpel gezegd: als je weigert die verplichte brand- of levensverzekering te nemen of je laat ze vervallen (premies niet betalen), kan de bank naar de rechter stappen om je lening stop te zetten (in het uiterste geval). Het is dus menens.
      • Vervanging toegestaan: De consument mag echter een aangehecht contract beëindigen mits hij binnen drie maanden een nieuw gelijkwaardig aangehecht contract afsluit. Bijvoorbeeld: je bank verplichtte je om bij afsluiten een brandverzekering te hebben. Na een jaar wil je van verzekeraar veranderen. Dat kan, als je ervoor zorgt dat je binnen 3 maanden een andere brandpolis hebt die voldoet. Doet de consument dat niet, dan riskeert hij in gebreke te zijn. (De wetgever heeft dus voor wat flexibiliteit gezorgd – je zit niet levenslang vast aan dezelfde polis, als je maar voor continuïteit zorgt).
      • Vrije keuze van verzekeraar: Belangrijk! De bank mag je niet verplichten de aangehechte verzekering bij een door hem aangewezen verzekeraar af te sluiten. Dit betekent: als de bank zegt “U moet een schuldsaldo- en brandverzekering hebben,” dan kan jij zelf kiezen bij welke maatschappij je die neemt. De bank kan natuurlijk aanbieden “wij verkopen er zelf ook een, gemakkelijk mee af te sluiten”, maar ze moeten ook een polis van een andere verzekeraar accepteren, zolang die gelijkwaardig is in dekking en looptijd. Dit is verankerd in Art. VII.146 §2 WER. Het waarborgt concurrentie tussen verzekeraars en houdt de prijs scherp. Voor jou als klant is dit cruciaal: je mag rondkijken naar de beste deal voor die verplichte polis. De bank kan hoogstens eisen dat de dekking voldoet aan hun voorwaarden (bv. schuldsaldo moet ten minste het ontleende bedrag dekken), maar als jij elders een goedkopere polis vindt die dat doet, moeten ze die aanvaarden.
      • Korting bij voorkeur verzekeraar: Hoewel ze je verzekeraar niet mogen opleggen, mogen ze je wel een korting geven als je de aangehechte verzekering bij hun geprefereerde partner afsluit. Vaak zie je dat: de bank geeft een rentevoordeel als je hun eigen verzekeringsdochter of partnerverzekeraar kiest voor de brand- of levensverzekering. Kiezen jij voor een andere verzekeraar, dan heb je recht op acceptatie, maar je mist de korting. Dit is toegestaan volgens de regels, als onderdeel van bundling. De wetgever gaat ervan uit dat dit niet onfair is zolang de consument uiteindelijk de vrije keuze behoudt (je betaalt dan iets meer rente maar misschien minder premie elders, je kan zelf rekenen wat voordeliger is).
    • Gebundelde verkoop bij hypotheek: Los van aangehechte contracten, mag een bank uiteraard ook andere verzekeringen aanbieden bij een hypotheek, zolang ze niet verplicht zijn. Dit valt onder gebundelde verkoop. Bijvoorbeeld: een gewaarborgd inkomen-verzekering die je maandlasten betaalt bij ziekte is geen aangehecht contract (niet essentieel), maar de bank kan het aanraden als extra zekerheid. Jij bent vrij dit te nemen of niet (bundling). Vaak in hypotheekoffertes staat zoiets als “Optioneel: verzekering werkloosheid/ziekte premie €X/maand, hiermee zou uw JKP Y% zijn.” De bundel mag, verplichten niet. Ook hier zou Art. VII.87 kunnen spelen (hoewel dat artikel primair over consumentenkrediet gaat, het principe geldt ook voor hypotheken via andere artikels in hetzelfde hoofdstuk dat tying verbiedt behalve uitzonderingen zoals aangehecht).
    • Toegevoegd contract bij hypotheek met kapitaalopbouw: Er bestaat nog een bijzonder geval: de hypothecaire lening met wedersamenstelling van kapitaal. Dat is een formule waarbij je tijdens de looptijd alleen interesten betaalt en niet aflost op het kapitaal, terwijl je parallel spaart of belegt om op het einde in één klap het kapitaal terug te betalen. Dit gebeurt vaak via een levensverzekering of ander spaarcontract. De wet noemt die meegekoppelde spaarverzekering een toegevoegd contract. Het toegevoegd contract is geen nevendienst maar echt deel van de kredietconstructie: je sluit lening + een levens-/spaarverzekering die dient om af te lossen. Dit is toegestaan en logisch; je kan zo’n hypotheek niet zonder dat spaarvehikel hebben, anders blijft er op einddatum geen kapitaal om terug te betalen.Toegevoegd contract details: Artikel I.9, 62° WER definieert wedersamenstelling van kapitaal en Art. VII.135 WER regelt het toegevoegd contract. Het mag enkel een levensverzekeringscontract, een kapitalisatiecontract of een andere spaarvorm zijn. Feitelijk moet het een product zijn dat kapitaal opbouwt. Vaak is het een tak23 levensverzekering (beleggingsverzekering) of een klassieke spaarverzekering. De klant sluit het tegelijk met de lening.Op dit type is het gewone verbod op koppelverkoop niet van toepassing, omdat het als één financiële constructie gezien wordt – de wet beschouwt het zelfs niet als een “nevendienst”. Wel gelden ook hier transparantie-eisen: de kosten van dat toegevoegd contract moeten in de JKP van de lening verrekend worden (het is immers onderdeel van de totale kredietkost). En er is eveneens een verplichting voor de bank om eerlijk, billijk en transparant te werk te gaan, rekening te houden met het belang en de financiële toestand van de klant. Gezien dit een risicovolle formule kan zijn (je belegt geld om later je lening te betalen, wat mis kan gaan), hebben FSMA en FOD Economie hier ook waarschuwingssignalen in hun communicatie gezet.

    Samengevat hypothecair krediet:

    – In principeGeen tyingtenzij bijzondere toegestane gevallen.
    – Toegestane tying (uitzondering)Aangehecht contract – de bank mag eisen dat je een beperkt type verzekeringen neemt (brand, schuldsaldo e.d.). Dit moet wel volgens de regels gebeuren (document, acceptatie van jouw keuze van verzekeraar, enz.).
    – Verplicht acceptatie van eigen keuze verzekeraar: Ja, voor die aangehechte verzekeringen mag jij je verzekeraar kiezen.
    – Bundling verder: Alle andere verzekeringen bij de hypotheek zijn optioneel. Banken bieden ze vaak aan als bundel (met korting als je meer diensten afneemt), maar je kunt ze weigeren.
    – Toegevoegd contract: Bij speciale hypotheekformules met kapitaalopbouw is een spaarverzekering integrerend deel van de overeenkomst en dat is toegestaan. Hier is geen vrije keuze – het hoort erbij – maar dat wordt niet gezien als verboden tying omdat het nu eenmaal één pakket vormt dat samenwerkt om de lening af te lossen.

    Veranderingen in 2024-2025: De wet van 5 november 2023 heeft enkele punten in dit domein aangescherpt. Zo is vanaf 1 juni 2024 dat aparte document voor aangehechte contracten verplicht geworden. Banken hebben zich daarop aangepast door hun leningdocumentatie uit te breiden. In 2025 is dat dus net van kracht gegaan. Daarnaast is de consumentenwaarschuwing voor wedersamenstellinghypotheken (toegevoegd contract) ook in 2023 extra in de verf gezet (FSMA publiceerde in 2023 al een waarschuwing dat dit risicovol kan zijn voor klanten). We kunnen dus stellen: 2025 is het jaar waarin de regels die eind 2023 zijn beslist, effectief spelen bij de banken. Voor 2026 en verder zal België ook de nieuwe Europese regels moeten volgen – er is bijvoorbeeld een nieuwe EU-richtlijn Consumentenkrediet die eind 2023 is aangenomen en tegen 2025 moet worden omgezet, maar die raakt hypotheekbundeling minder omdat hypotheken eigen richtlijn al hadden. Wel zal consistent de lijn blijven: geen ongeoorloofde koppelverkoop bij kredieten.

    TL;DR: Bij woonkredieten is bundeling de norm, maar een paar verzekeringen mogen verplicht worden. Banken kunnen eisen dat je een brand- of schuldsaldoverzekering hebt (aangehecht contract). Je moet die dan afsluiten en houden, anders ben je in overtreding op je leningvoorwaarden. Maar – heel belangrijk – je mag zelf kiezen waar je die verplichte polis neemt. Andere verzekeringen bij je lening (zoals inkomensverzekeringen) zijn altijd optioneel. Kortom, bij de hypotheek: verplichte brand- en levensverzekering mag, maar je kiest de maatschappij; al het overige is optioneel bundelen. Banken moeten dat duidelijk communiceren en schriftelijk vastleggen.

    Waarom zijn deze regels belangrijk?

    Voor consumenten: Deze regels beschermen jouw keuzevrijheid en portemonnee. Dankzij het verbod op ongeoorloofde tying kun je niet gedwongen worden om producten te kopen die je niet wilt. Je kan een lening krijgen zonder verplichte extra’s die je geld kosten (behalve een paar logische uitzonderingen bij een hypotheek). De informatieplichten zorgen ervoor dat je appels met appels kunt vergelijken: als er een bundelaanbieding is, zie je wat elk deel kost en kun je beoordelen of het wel echt voordelig is. Zo kom je niet achteraf tot de ontdekking dat die “goedkope lening” eigenlijk duur uitvalt door een verplichte verzekering. De regels omtrent aangehechte contracten bij hypotheken geven je de vrijheid om te shoppen voor de beste verzekeringsdeal, zelfs als de bank een polis eist – je zit niet vast aan hun voorwaarden of tarieven zolang je elders een gelijkwaardige dekking vindt. En uiteraard, de verbodsbepalingen op misleiding en agressie zorgen ervoor dat je in een redelijk milieu koopt: eerlijke voorlichting en geen druk.

    In de praktijk hebben consumenten hierdoor ook meer concurrentievoordeel. Verzekeraars en banken kunnen niet lui achteroverleunen en pakketten opdringen; ze moeten hun bundels aantrekkelijk maken door kwaliteit en prijs, niet door dwang. Dat leidt tot scherpere premies of kortingen in bundels. Als klant heb je baat bij die concurrentie. Bovendien, als je goed geïnformeerd bent (wat de wet probeert af te dwingen), kun je bewust beslissen: Wil ik dit pakket wel? Misschien besef je door de verplichte info dat de bundel niet zo voordelig is en ga je elders apart betere deals zoeken – dat is prima, want zo werkt de markt in jouw voordeel.

    Voor aanbieders (banken, verzekeraars, tussenpersonen): De regels zorgen voor een level playing field en reputatiebescherming. Alle spelers moeten aan dezelfde beperkingen voldoen, dus een eerlijke concurrent zal niet worden weggeconcurreerd door een cowboy die klanten misleidt met verplichte package deals. Degelijke partijen hebben er ook belang bij dat consumenten vertrouwen houden. Oververkoop en dwang leiden tot klachten, rechtszaken of imagoschade. Door transparant te zijn en de klant keuze te laten, bouw je vertrouwen op op lange termijn. Sterker nog, veel banken en verzekeraars proberen nu te scoren met duidelijkheid: ze benadrukken in hun communicatie dat de klant vrij is en informeren proactief. Dit vermindert ook discussies achteraf (“Oh, dat wist ik niet…”). Compliance-afdelingen bij deze instellingen zijn in 2025 extra alert op naleving van de koppelverkoopregels, mede naar aanleiding van de FSMA-gids. Ze weten dat de FSMA en FOD Economie controles kunnen doen (bijv. mystery shopping of inspecties) en indien nodig sancties opleggen als iemand toch stiekem tying toepast of info achterhoudt.

    Het bredere wettelijke kader (IDD, WER) is er ook gekomen na misstanden uit het verleden. In het verleden zagen we bijvoorbeeld gevallen waar klanten klaagden dat ze bij een lening ineens een dure verzekering “moesten” nemen, of dat bij reisboekingen ergens verborgen kosten voor verplichte verzekeringen opdoken. De Europese en Belgische wetgever hebben hier lessen uit getrokken. De IDD-richtlijn over verzekeringsdistributie vermeldt expliciet dat hetzelfde beschermingsniveau moet gelden, ongeacht via welk kanaal de klant een verzekeringsproduct koopt – bundeling mocht geen lek in de bescherming worden. Vandaar dat nu al die scenario’s afgedicht zijn met regels.

    Veranderingen 2025-2026: Zoals gezegd is 2024-2025 de periode waarin België enkele nieuwere bepalingen heeft uitgevoerd (documentplicht bij hypotheek, enz.). Verwacht wordt dat in 2025-2026 ook de nieuwe Europese Consumentenkredietrichtlijn (CCD II) wordt omgezet. Die zal naar waarschijnlijkheid de lijnen voortzetten of verfijnen: verplichte cross-selling voorkomen, transparantie nog verhogen. Het is dus zaak voor aanbieders om nu al top-of-class te zijn in naleving.

    TL;DR: Deze regels maken de financiële markt gezonder. Consumenten krijgen keuzevrijheid, duidelijkheid en kunnen besparen door te vergelijken. Aanbieders moeten concurreren op waarde, niet op trucjes, en dat komt hun reputatie ten goede. Het uiteindelijke doel is dat jij als consument een bewuste, vrij gekozen beslissing neemt, zelfs als producten in een pakket komen. Als je straks in 2025-2026 een financieel pakket aangeboden krijgt, zou je – dankzij deze regels – nooit in het duister mogen tasten over wat je accepteert en of je ook “nee” mag zeggen.

    Conclusie en praktisch advies

    De nieuwe praktijkgids FSMA_2025_09 legt met concrete voorbeelden en schema’s uit hoe koppelverkoop van verzekeringen wettelijk in elkaar zit. Kort samengevat:

    • Verplichte koppelverkoop (tying) is meestal verboden, behalve in strikt bepaalde gevallen (zoals bepaalde verplichte verzekeringen bij hypotheken). Je mag als consument dus zelden gedwongen worden tot een combo.
    • Vrijwillige bundeling is toegestaan, mits de verkoper zijn huiswerk doet: volledige informatie, geen misleiding, en de componenten moeten ook los verkrijgbaar zijn of op zijn minst los van elkaar begrijpelijk geprijsd.
    • Voor verzekeraars en bemiddelaars (IDD-regels): Als je een verzekeringspakket aanbiedt, moet je de klant informeren of hij de delen apart kan kopen en wat elk deel kost. Verschilt de gecombineerde dekking van aparte dekking? Leg het uit. Altijd nagaan of het pakket past bij de behoeften van de klant – geen oververzekering aansmeren.
    • Voor banken en kredietverleners: Bij consumentenkrediet mag je de klant niet verplichten een extra product af te nemen om de lening te krijgen. Bij hypotheken mag je wel bepaalde verzekeringen vereisen (brand, schuldsaldo), maar je moet de klant vrij laten in keuze van aanbieder en het formaliseren in een document. Andere producten bij de lening moeten optioneel blijven. In beide gevallen moeten de kosten van verplichte zaken in het JKP en infofiche helder worden opgenomen.
    • Algemeen: Geen enkel bundelaanbod mag een oneerlijke handelspraktijk vormen. Dus zelfs als je binnen de specifieke regeltjes zit, kijk naar de grote lijnen: ben ik duidelijk, ben ik eerlijk, geef ik geen fout beeld? Zo ja, dan zit je goed; zo nee, dan aanpassen, anders kom je mogelijk in strijd met de wet.

    Als consument kun je hieruit praktisch meenemen:

    • Vraag gerust na: “Kan ik dit product ook krijgen zonder die extra’s? Wat is dan de prijs?” Je hebt recht op die info.
    • Laat je niet wijsmaken dat iets “verplicht” is zonder dat zwart op wit te zien. Als een verkoper zegt dat een verzekering deel moet uitmaken van de deal, moet dat ook ergens contractueel vermeld staan (en wettelijk kloppen). Zo niet, sta je sterk om het af te wijzen.
    • Maak gebruik van je keuzevrijheid: een bank wil misschien dat je hun verzekening neemt, maar jij mag offertes elders vragen. Doe dat ook – vaak kun je zo een beter totaalpakket samenstellen. De wet dwingt de bank om jouw alternatieve verzekering te accepteren als die gelijkwaardig is.
    • Lees de info die je krijgt. Dankzij de regels zal een offerte voor een lening bijvoorbeeld duidelijk opsommen welke diensten erin zitten. Neem de tijd om te begrijpen of je dat wilt.

    Voor aanbieders tenslotte: Zorg dat je tegen 2025 volledig up-to-date bent met je documentatie en procedures. De FSMA en FOD Economie hebben nu een gemeenschappelijke gids – dat betekent dat ze ook gecoördineerd toezicht zullen uitoefenen. Wie bundelt, moet dossiers op orde hebben: bewijs dat je de klant de keuze liet, de vereiste info gaf, etc. Het is niet alleen naleving om boetes te vermijden, maar ook klantvriendelijkheid. Een goed geïnformeerde klant vandaag is een tevreden klant morgen.

    De koppelverkoopregels zijn er dus om een gezonde balans te vinden: bundelen mag en kan voordelen opleveren, maar het moet altijd in het belang van de klant gebeuren en met respect voor zijn vrijheid. Met de nieuwe praktijkgids van 2025 is iedereen beter gewapend om die balans te begrijpen en toe te passen – van consument tot verzekeraar, van kredietgever tot tussenpersoon. Kennis is macht: nu de regels glashelder zijn uitgelegd, kunnen we hopelijk definitief komaf maken met ongewenste koppelverkoop en de voordelen van verantwoorde bundeling plukken.

    TL;DR van alles: Koop je een financieel product met een verzekering erbij? Onthoud: meestal heb je een keuze. Laat je volledig informeren over elk deel en voel je niet gedwongen tot onnodigs. Aanbieders moeten open kaarten spelen – doen ze dat niet, dan staan de wet en toezichthouders achter jou. Koppelverkoop kan handig zijn, zolang het jouw keuze blijft en je begrijpt wat je krijgt. Vanaf 2025 worden die principes strikt gevolgd en afgedwongen, tot welzijn van consument én markt.

  • Koppelverkoop verzekeringen 2025-2026: wat staat er in de nieuwe FSMA-praktijkgids?

    TL;DR
    De FSMA (de Belgische toezichthouder op financiële producten) verzamelde álle spelregels over “koppel­verkoop” van verzekeringen in één handige praktijkgids (FSMA_2025_09, 23 mei 2025). Het document is geen nieuwe wet, maar het vertelt je wel hoe en wanneer je een verzekering nog samen met een krediet, betaalrekening of ander product mag aanbieden. In deze blogpost vind je een leesbaar overzicht plus een mini-woordenboek voor wie niet dagelijks in de compliance-lianen hangt.


    1 | Drie wetboeken, één onderwerp

    LaagVoor wie?Wat regelt ze?
    Boek VI WER – “Handelspraktijken”álle ondernemingenVerbiedt tying (verplicht pakket) met financiële diensten, tenzij uitzondering; toetst ook of iets een oneerlijke handelspraktijk is.
    Wet Verzekeringen(IDD-omzetting)verzekeraars & tussenpersonenVertelt of je een polis verplicht mag koppelen en welke info vooraf móét.
    Boek VII WER – “Kredieten”banken & kredietmakelaarsSpecifieke regels voor hypothecair en consumentenkrediet (bv. rente-korting, JKP, verzekeraar-keuze).

    Belangrijk: De Wet Verzekeringen is een lex specialis: waar ze spreekt, primeert ze op Boek VI.


    2 | Tying, bundling & co in gewone mensentaal

    TermSimpel uitgelegd
    TyingJe moet product A + product B samen nemen. Denk aan een hypotheek waarbij de bank eist dat je de verplichte brandpolis ook bij haar sluit.
    BundlingProducten worden in één pakket verkocht, maar je kúnt elk deel ook apart kopen. Vaak lokt de bundel met een korting.
    Oneerlijke handelspraktijkElke verkoops- of marketingwijze die jij als consument misleidend, agressief of onduidelijk zou vinden, en waardoor je een aankoop doet die je anders niet had gedaan.
    IDDEuropese richtlijn “Insurance Distribution”. Legt gedrags- en informatieplichten op aan àlle personen die verzekeringen verkopen.
    NevendienstExtra service die samen met je krediet/rek. verkocht wordt (bv. schuldsaldo-verzekering).
    Aangehecht contractVerzekering die expliciet in de krediet­akte als voorwaarde staat (schuldsaldo, brand). Niet betalen → bank kán krediet opeisbaar stellen.
    Toegevoegd contractSpaar- of levensverzekering bij “krediet met wedersamenstelling” (tak 23 e.d.) die je kapitaal op het einde moet aanzuiveren.
    JKP (Jaarlijks Kosten­percentage)Het “all-in”-rentecijfer dat alle gekende kosten in een krediet omzet naar een jaarpercentage – handiger om leningen te vergelijken.
    FSMA / FOD EconomieToezichthouders. FSMA focust op financiële sector; FOD Economie bewaakt de algemene consumentenregels.

    3 | Spelregels in één schema

    HoofdproductNevenproductTyingBundlingExtra eisen
    VerzekeringAnder goed/dienstJa, magJa, magPrijs & dekking per component tonen
    Ander goed/dienst (bv. fiets)VerzekeringNeeJaFiets moet solo verkoopbaar blijven
    Beleggingsdienst / gestructureerde depositoVerzekeringJaJaMiFID-info + risicobeschrijving
    Hypothecair kredietVerzekeringNee*JaUitzondering: aangehecht/toegevoegd contract
    ConsumentenkredietVerzekeringNeeJaBank mag verzekeraar niet opleggen
    BetaalrekeningVerzekeringNeeJa
    (Pakket)reisReis­verzekeringNeeJaKlant moet reis kunnen boeken zónder polis

    Iets visueler, vanuit de publicatie zelf:

    4 | Highlights voor 2025-2026

    1. Nieuwe krediet-kortingsregels (1 juni 2024)
      • Rente-korting moet per voorwaarde zichtbaar zijn.
      • Na ⅓ looptijd mag klant gratis naar andere verzekeraar zonder verlies van korting.
    2. Tightere bancassurance-controle
      • EIOPA waarschuwt voor hoge commissies & verplichte pakketten.
      • FSMA verwacht dat banken het premie-nadeel vs. rente-voordeel uitdrukkelijk uitleggen.
    3. Digitale verkoop
      • Geen vooraf aangevinkte boxen: klant moet actief aangeven dat hij polis wil.
      • Needs-analyse blijft verplicht, ook in app of webflow.
    4. Roadmap 2025-2026
      • Q3 2025: IT-flows klaar voor nieuwe precontractuele schema’s.
      • Q4 2025: Training sales & customer-care op vernieuwde “vrije keuze”-regels.
      • Jan 2026: Centraal pensioen­overzicht vervangt jaarlijkse fiches (tweede pijler) – pensioen­instellingen moeten data aanleveren via FSMA-kaders.

    5 | Checklist voor compliance

    1. 🔍 Map al je bundels: welke combinaties verkoop je vandaag?
    2. 📝 Label per bundel: hoofd- vs. nevenproduct, tying/bundling, eventuele kredietvoorwaarde.
    3. 🛠️ Update document­generator: aparte prijzen, JKP, switch-datum, aangehecht contract-bijlage.
    4. 💬 Herschrijf scripts & webcopy: leg keuzevrijheid én voordelen helder uit.
    5. 🎯 Herbekijk incentives: variabele verloning mag geen druk zetten om duurder pakket te pushen.
    6. 📚 Train frontline: basisbegrippen + nieuwe “bewijs van vrije keuze”-rules.
    7. 🚦 Incident-flow: als klant klaagt over “verplichte” verzekering, moet bewijs (checkbox, paraaf) snel traceerbaar zijn.

    6 | Waarom dit ertoe doet

    • Reputatie: (social)-media-shaming na “verplichte” polissen treft merkvertrouwen.
    • Boetes: onrechtmatig bundelen kan leiden tot nietigheid van clausule + FSMA-sancties tot €2,5 mln.
    • Klantretentie: transparante pakketten verlagen uitstap na ⅓ looptijd en verhogen cross-sell later.

  • CSRD & ESRS-compliance in België

    Zo dien je in 2025 een iXBRL-duurzaamheidsrapport in

    Bedrijven die vanaf boekjaar 2024 onder de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vallen, moeten hun eerste duurzaamheidsverklaring al in het voorjaar 2025 indienen. De Belgische wetgever en de FSMA hebben ondertussen vastgelegd hoe je dat doet: in één XHTML-/iXBRL-bestand dat je via eCorporate uploadt en dat meteen in STORI wordt gepubliceerd. In dit artikel lees je stap-voor-stap wat er technisch nodig is, inclusief kant-en-klare code-snippets.


    De wettelijke basis: wat eist België precies?

    • De Wet van 2 december 2024 zet de CSRD om en verplicht dat de duurzaamheidsinformatie “uitsluitend in digitale vorm volgens de ESEF-specificaties” wordt neergelegd. 
    • De FSMA-mededelingen FSMA 2023_26 en FSMA 2024_02 verduidelijken dat dit in de praktijk neerkomt op één geïntegreerd XHTML-bestand met inline XBRL-tags op basis van de ESRS-taxonomie, en dat beursgenoteerde ondernemingen maximaal vier maanden na jaar-einde moeten indienen. 

    Het verplichte bestandsformaat: XHTML + iXBRL

    Net als je ESEF-jaarrekening is het duurzaamheidsrapport:

    1. Een gewone webpagina (.xhtml) die je in elke browser kunt openen.
    2. Machine-leesbaar dankzij inline XBRL-tags (iXBRL).
    3. In hetzelfde ZIP-containerbestand als je financiële staten, dus geen aparte upload.

    De FSMA-FAQ over ESEF herhaalt dat uitsluitend dit formaat via eCorporate wordt geaccepteerd en daarna automatisch naar STORI gaat. (fsma.be)


    De ESRS XBRL-taxonomie: waar vind je die?

    EFRAG publiceerde op 30 augustus 2024 de definitieve ESRS Set 1 XBRL-taxonomie. Dit “woordenboek” bevat een tag voor elk datapunt uit de twaalf basisstandaarden en is al aan de Europese Commissie en ESMA overgedragen. 

    Download het ZIP-bestand en voeg het aan je tagging-software toe; er zijn geen Belgische extensies nodig.


    Tagging-regels & ESMA-RTS

    ESMA consulteert sinds 13 december 2024 een concept-RTS om de ESRS-taxonomie in het ESEF-besluit op te nemen. Het voorstel maakt block-tagging bindend voor FY 2024-rapporten; fijnmazige tagging wordt in fases verplicht. Verwachte inwerkingtreding: einde 2025. 


    De Belgische workflow (eCorporate naar STORI naar ESAP)

    1. Valideer je .xhtml lokaal (zie voorbeeld verderop).
    2. Upload het via eCorporate : dit portaal is al jaren in gebruik voor ESEF-jaarrekeningen. (fsma.be)
    3. Publicatie: het bestand verschijnt meteen in STORI, het Belgische OAM. 
    4. Doorstroming: vanaf 2027 zet ESAP de Belgische filings automatisch in een EU-brede databank.

    Enkele concrete voorbeelden

    1 | Inline numeric tag

    <p>
      Scope-1 emissies (tCO₂e):
      <ix:nonNumeric name="esrs:E1-GHGScope1Emissions"
                     contextRef="FY2024"
                     unitRef="u:tCO2e"
                     decimals="0">125 000</ix:nonNumeric>
    </p>
    

    2 | Eigen KPI met anchoring

    <link:definitionArc xlink:type="arc"
                        xlink:from="ext:PlasticPackagingIntensity"
                        xlink:to="esrs:E5-6DisclosedMetric"
                        arcrole="http://www.xbrl.org/2003/arcrole/general-special"/>
    

    3 | Validator-run met Arelle CLI

    arelleCmdLine --file ABC_2024_ESRS.xhtml \
                  --plugin validate/ESEF \
                  --taxonomy-package esrs-set1-2024-08-30.zip \
                  --validate
    

    4 | Automatiseren in Python

    from arelle import Cntlr
    Cntlr.CntlrCmdLine.parseAndRun([
        '--file', 'ABC_2024_ESRS.xhtml',
        '--validate'
    ])
    

    Checklist: klaar voor het FY 2024-rapport?

    1. Installeer de ESRS Set 1-taxonomie.
    2. Map alle verplichte datapoints; bouw extensies alleen waar strikt nodig.
    3. Valideer op schema-, calculatie- en consistentieregels.
    4. Voeg de duurzaamheidsverklaring toe aan je ESEF-ZIP.
    5. Upload via eCorporate uiterlijk vier (beursgenoteerd) of zes maanden (overige PIE’s) na 31 december 2024.
    6. Bewaar validator-log en assurance-rapport. De FSMA kan er om vragen.

    Niet vertrouwd met ESEF, iXBRL & co?

    Ben je nog niet thuis in afkortingen als ESEF-formaatXBRL of inline XBRL? Kort de essentie:

    • ESEF (European Single Electronic Format) is de door ESMA verplichte container voor jaarverslagen: één XHTML-webpagina die zowel leesbaar is in elke browser als machine-leesbaar dankzij tags. (esma.europa.eu)
    • XBRL (eXtensible Business Reporting Language) is de internationale syntax waarmee cijfers en tekst als gestructureerde data worden uitgewisseld.
    • iXBRL (inline XBRL) verbindt het beste van twee werelden: de XBRL-tags zitten “inline” in hetzelfde HTML-bestand, zodat je één enkel document hebt dat mens- én machine-leesbaar is. (xbrl.org)

    In dit artikel focussen we op de concrete stappen voor Belgische CSRD-compliance. Wil je eerst de basis leren? Lees dan onze aparte posts ESEF in 10 minuten en XBRL vs iXBRL: wat is het verschil?.

  • XBRL versus iXBRL: wat is het verschil?

    Waarom je het móét weten vóór je volgende jaarverslag

    Er is de laatste jaren een digitale snelweg ontstaan voor financiële én duurzaamheidsrapportage. Wie een jaarverslag of CSRD-rapport inlevert, hoort plots overal termen als XBRLinline XBRL (iXBRL) en ESEF.

    Maar wat betekenen die afkortingen precies – en vooral: waarin verschilt iXBRL van het “gewone” XBRL-bestand waarmee accountants al jaren werken? In een kleine tien minuten lees je het hele verhaal, compleet met mini-voorbeelden uit de praktijk.


    1. XBRL in een notendop

    XBRL – voluit eXtensible Business Reporting Language – is een open, op XML gebaseerde standaard uit 1998 waarmee je elke regel in een jaarrekening van een unieke tag voorziet.

    Die tags zorgen ervoor dat software de cijfers razendsnel kan verzamelen, vergelijken en doorrekenen. Regulators adopteerden het model wereldwijd: bij de SEC werd XBRL al in 2009 verplicht als apart data-exhibit bij Form 10-K’s en 10-Q’s; het werd in 2023 volledig vervangen door de inline-variant (zie § 4) .

    Een klassiek XBRL-bestand is een machine-leesbare XML-file; voor mensen oogt het vooral als ondoorgrondelijke code.

    <xbrli:xbrl ...>
      <xbrli:context id="FY2024">...</xbrli:context>
      <ifrs:ProfitLoss contextRef="FY2024"
                       unitRef="EUR"
                       decimals="0">48123000</ifrs:ProfitLoss>
    </xbrli:xbrl>
    

    2. De beperking van ‘plain’ XBRL

    Die pure XML-instantie is geweldig voor data-analisten, maar níet om snel door te bladeren of te publiceren op een corporate website. Je had dus altijd twee versies nodig: een “mens-pdf” en een “machine-xml”. Dubbel werk, dubbele kans op fouten.


    3. iXBRL: tags in je webpagina

    Inline XBRL (iXBRL) lost dat op door de tags in een gewone HTML- of XHTML-pagina te embedden. Daardoor wordt één enkel bestand zowel leesbaar in elke browser als doorzoekbaar door algoritmen. De Europese toezichthouder ESMA heeft precies om die reden iXBRL tot standaardformat gebombardeerd voor de European Single Electronic Format (ESEF); alle beursfondsen in de EU rapporteren sinds boekjaar 2020 op die manier .

    <p>
      Nettowinst boekjaar 2024:
      <ix:nonFraction name="ifrs-full:ProfitLoss"
                      contextRef="FY2024"
                      unitRef="u:EUR"
                      decimals="0">48 123 000</ix:nonFraction>
    </p>
    

    Voor het oog staat er één zin; voor software is het exact dezelfde tag als in het XML-voorbeeld hierboven.


    4. XBRL vs iXBRL – de kernverschillen

    • Bestandsvorm – XBRL is een los XML-document; iXBRL is een XHTML-pagina met ingebedde tags. Daardoor hoef je nog maar één bestand te maken en in te dienen .
    • Leesbaarheid – XBRL vergt speciale software, iXBRL opent in elke browser.
    • Minder frictie bij filing – iXBRL wordt in steeds meer rechtsgebieden verplicht: het Verenigd Koninkrijk vroeg er al in 2011 om voor alle aangiften bij HMRC ; de VS stapte in 2019 gefaseerd over; de EU heeft het sinds 2020 als norm voor alle ESEF-jaarverslagen .

    5. Waarom kiezen toezichthouders massaal voor iXBRL?

    • Transparantie – beleggers en journalisten lezen het verslag meteen in hun browser, maar kunnen dezelfde file ook rechtstreeks in hun analyse-tool laden.
    • Efficiëntie – geen dubbele conversies meer; minder hand-copy-paste, minder fouten.
    • Snellere data-distributie – omdat de machine-laag al in het bronbestand zit, kan de Officially Appointed Mechanism (bijv. FSMA-STORI) of de SEC-database de cijfers onmiddellijk via API’s uitrollen.

    6. Hoe begin je er zelf aan?

    1. Download de juiste taxonomie (IFRS of ESRS) en laad die in je tagging-software.
    2. Maak één XHTML-document; plaats de XBRL-tags inline.
    3. Valideer met een tool als Arelle – de ESEF-handleiding bevat alle must- en should-regels .
    4. Dien in via je nationale portaal (bijv. eCorporate → STORI in België) of EDGAR in de VS, afhankelijk van je noteringsplaats.

    7. De toekomst: CSRD & ESRS

    Voor duurzaamheidsrapportage geldt exact dezelfde filosofie: de ESRS XBRL-taxonomie wordt simpelweg boven op de IFRS-laag gestapeld en meegepakt in dezelfde inline-container. Wie zijn ESEF-proces op orde heeft, hoeft dus géén nieuw formaat te leren – alleen extra tags te mappen.


    Dus?

    XBRL was de eerste grote stap naar gestandaardiseerde, machine-leesbare rapportage. iXBRL gaat een niveau verder door mens én machine tegelijk te bedienen in één en hetzelfde document. Regulators houden van die efficiëntie – en daarom zien we wereldwijd een snelle verschuiving van “plain” XBRL naar inline-XBRL.

    Zorg dus dat je tooling XHTML-bestanden met inline-tags kan genereren; dan ben je future-proof voor zowel financiële als ESG-rapportage.

    Meer weten? In onze aparte blogs lees je ESEF in 10 minuten en een stap-voor-stap-gids voor CSRD & ESRS-compliance.

  • ESEF in 10 minuten: jouw snelle gids voor digitale jaarverslagen

    Zoek je in drie alinea’s wat ESEFXHTML en iXBRL precies betekenen? Dan zit je hier goed. In minder dan tien minuten begrijp je waarom Europese beursgenoteerde ondernemingen hun jaarverslag niet langer als pdf mogen indienen, maar als één slim web-bestand.


    1. Wat is ESEF?

    ESEF staat voor European Single Electronic Format. Sinds het boekjaar 2020 verplicht de Europese beurstoezichthouder ESMA alle emittenten op een gereglementeerde EU-markt om hun jaarlijkse financiële rapport (AFR) als XHTML-bestand in te dienen.

    Dat XHTML-document ziet er in een browser uit als een gewone webpagina, maar bevat onder de motorkap XBRL-tags waarmee software elk cijfer en elk tekstblok onmiddellijk kan uitlezen – precies het doel van de digitaliseringsgolf die ESMA in 2019 aftrapte.


    2. Hoe werkt dat technisch?

    • XHTML + iXBRL
      XHTML is een strengere, machinevriendelijke variant van HTML. Dankzij inline XBRL (iXBRL) – tags die in de html-code “meereizen” met de tekst – is het document tegelijk leesbaar voor mensen én machines.
    • IFRS-taxonomie
      De tags verwijzen naar de door ESMA goedgekeurde IFRS XBRL-taxonomie. Vanaf verslagjaar 2022 moeten ook de toelichtingen in de jaarrekening “block-tagged” zijn; de 2024-core-taxonomie brengt weer nieuwe concepten en is verplicht voor boekjaren die op of na 1 januari 2025 beginnen.
    • Validatie en neerlegging
      ESMA publiceert elk jaar een geüpdatete ESEF Reporting Manual en stelt een gratis validator (Arelle) ter beschikking. Na validatie leg je het XHTML-bestand via het nationale OAM (bijv. FSMA-STORI in België) neer; vanaf 2027 wordt het automatisch doorgestuurd naar het European Single Access Point (ESAP).

    3. Wat is er nieuw in 2025?

    ESMA consulteert op dit moment een RTS-wijziging om de ESEF-regels uit te breiden naar duurzaamheidsrapportage. Bedrijven konden tot 31 maart 2025 reageren; de definitieve regels worden eind 2025 verwacht. Belangrijk: het basisformaat (XHTML + iXBRL) verandert niet, maar de ESRS-taxonomie komt als extra laag bovenop de IFRS-tags.


    4. Mini-voorbeeld: zo ziet een tag eruit

    <p>
      Nettowinst boekjaar 2024:
      <ix:nonFraction name="ifrs-full:ProfitLoss"
                      contextRef="FY2024"
                      unitRef="u:EUR"
                      decimals="0">48 123 000</ix:nonFraction>
    </p>
    

    In je browser lees je “Nettowinst boekjaar 2024: 48 123 000”, terwijl analyse-software exact weet dat het om ifrs-full:ProfitLoss in euro’s gaat.


    5. Eerste stappen om compliant te worden

    1. Installeer de laatste ESEF-taxonomie (en vanaf FY 2025 de core-taxonomie 2024).
    2. Map je IFRS-cijfers en – sinds 2022 – de toelichtingen naar de juiste tags.
    3. Genereer één XHTML-bestand en valideer met Arelle of vergelijkbare tooling.
    4. Dien het bestand in via je lokale OAM vóór de wettelijke deadline (meestal vier maanden na balansdatum).

    Meer weten?

    Wil je weten hoe je duurzaamheidsdata toevoegt? Lees onze post CSRD & ESRS-compliance in België.

    Nog onbekend met tags en contextRefs? Check XBRL vs iXBRL: wat is het verschil? voor een laagdrempelig startpunt.

  • CSRD-omzetting en ESRS S1 in België

    excuseer?

    CSRD: Corporate Sustainability Reporting Directive (Richtlijn duurzaamheidsrapportering)
    Stel je een schoolrapport voor, maar dan voor bedrijven. De Europese Unie vraagt grote en beursgenoteerde ondernemingen om elk jaar openbaar te maken hoe zij presteren op het gebied van milieu, sociale aspecten en goed bestuur. Dit duurzaamheidsrapport krijgt hetzelfde gewicht als de financiële jaarrekening.

    ESRS: European Sustainability Reporting Standards (Europese standaarden voor duurzaamheids­rapportering)
    Om ervoor te zorgen dat alle bedrijven over precies dezelfde onderwerpen rapporteren, heeft Europa een standaard invulformulier samengesteld (ok, principes en datapuntenset is misschien juister beschreven). Deze verzameling van regels en datapunten vertelt bedrijven welke cijfers, doelen en verhalen zij in hun duurzaamheidsrapport moeten opnemen, zodat de resultaten onderling makkelijk te vergelijken zijn.

    Even kaderen, waarom?

    Waarom grijpt de EU in?
    De CSRD is er niet alleen “om te voldoen aan Europa-regels”, maar om vertrouwen te scheppen in de duurzame transitie.

    Ze beoogt drie doelgroepen tegelijk: (1) beleggers en banken, die betrouwbare gegevens nodig hebben om klimaat- en sociale risico’s in te prijzen en greenwashing te vermijden; (2) de bredere maatschappij , zijnde: ngo’s, vakbonden, media, overheden, die bedrijven willen afrekenen op hun impact; en (3) de bedrijven zelf, die de nieuwe data actief in hun strategische en operationele besluitvorming kunnen inzetten.

    Door duurzaamheid op één lijn te zetten met financiële verslaggeving krijgt het onderwerp intern hetzelfde bestuurders- en auditgewicht.

    Publicatiemoment versus verslagjaar
    Let op het jaarritme: een rapport over boekjaar 2024 verschijnt pas in 2025 (net als een financiële jaarrekening). Zo schuift elk wave-jaar één kalenderjaar door naar publicatie: FY 2025 naar publicatie 2026, FY 2026 naar publicatie 2027, enzovoort.

    Onder de CSRD loopt alles een jaar “achter” op het verslagjaar. Denk aan het boekjaar 2024: de duurzaamheidsdata worden pas in het voorjaar van 2025 openbaar, tegelijk met de financiële jaarrekening. Dat komt doordat de Europese richtlijn de duurzaamheidsinfo verankert in het managementverslag en de publicatietermijnen daarvan overneemt (maximaal vier maanden na jaar-einde voor beursgenoteerden, zes maanden voor andere grote ondernemingen). Hetzelfde patroon herhaalt zich voor elke volgende golf: wat bedrijven in 2025 verzamelen verschijnt in 2026, data over 2026 in 2027, enzovoort.

    Voor investeerders, analisten en journalisten is dat timing-ritme cruciaal. Wie nog in december 2024 naar CSRD-cijfers speurt, zoekt simpelweg te vroeg; de relevante documenten arriveren pas in Q2 van het jaar erop. Door die vaste verschuiving weten marktpartijen precies wanneer de volgende stroom ESG-gegevens loskomt en kunnen ze hun onderzoeks- en publicatiekalender daarop afstemmen. Zo ontstaat een helder, jaarlijks terugkerend moment waarop financiële en duurzaamheidsinformatie gezamenlijk de markt bereikt, wat vergelijking tussen bedrijven en tussen jaren een stuk consistenter maakt.

    Niet-EU-groepen vallen ook onder de CSRD
    Ook multinationals zonder Europese juridische zetel moeten rapporteren zodra zij: (i) > €150 miljoen omzet binnen de EU halen, én (ii) een ‘grote’ EU-dochter of -filiaal hebben.

    Hun eerste CSRD-rapport bestrijkt FY 2028 en wordt in 2029 openbaar. Voor deze categorie werkt EFRAG aan aparte, praktisch hanteerbare ESRS-varianten.

    Specifieke standaarden voor kmo’s
    Beursgenoteerde kmo’s krijgen een vereenvoudigd ESRS-kader; niet-genoteerde kmo’s mogen straks een vrijwillige EFRAG-standaard gebruiken. Dat moet de administratieve last beheersbaar houden, terwijl grote afnemers toch consistente ketengegevens ontvangen.

    ‘Trickle-down’ in de waardeketen
    Omdat grote ondernemingen hun Scope 3-emissies en mensenrechtenrisico’s moeten kwantificeren, zullen zij systematisch data opvragen bij leveranciers en kredieten. Kmo’s doen er dus goed aan proactief hun eigen voetafdruk in kaart te brengen; de vrijwillige standaard fungeert hierbij als leidraad.

    Assurance: toch niet zomaar een formaliteit
    De verplichte (eerst beperkte, later redelijke) assurance is ingevoerd om de geloofwaardigheid van duurzaamheidscijfers te verhogen, vooral om kapitaalmarkten gerust te stellen en greenwashing af te straffen. Betrouwbare auditopinies voorkomen dat onjuiste ESG-claims de financiële stabiliteit ondermijnen.

    Omzetting van de CSRD-richtlijn in Belgisch recht

    De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD, Richtlijn (EU) 2022/2464) is omgezet via de Wet van 2 december 2024 betreffende de openbaarmaking van duurzaamheidsinformatie door bepaalde vennootschappen en groepen en de assurance van duurzaamheidsinformatie en houdende diverse bepalingen.

    Deze wet (BS 20 december 2024, numac 2024011683) voert de nieuwe EU-duurzaamheidsrapportageverplichtingen in en wijzigt o.a. het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, de wet van 20/09/1948 (ondernemingsraden), de wet van 02/08/2002 (FSMA-toezicht) en de wet van 07/12/2016 (bedrijfsrevisoren). De wet transponeert naast de CSRD ook gedeeltelijk Richtlijn (EU) 2023/2864 inzake het Europees centraal toegangspunt (ESAP).

    Inhoud en draagwijdte 

    Voortaan moeten grote vennootschappen, genoteerde KMO’s (niet-micro) en bepaalde niet-EU ondernemingen in hun (geconsolideerd) jaarverslag uitgebreide duurzaamheidsinformatie opnemen.

    Dit omvat informatie over het bedrijfsmodel en strategie, duurzaamheidspolicies, risico’s, impacts en indicatoren op vlak van milieu, sociale en governance-factoren, conform de Europese rapportagestandaarden.

    Moedervennootschappen van grote groepen rapporteren geconsolideerd, en genoteerde KMO-groepen doen dit ook op groepsniveau.

    De rapportageplicht wordt gefaseerd ingevoerd: ondernemingen die al onder de NFRD vielen rapporteren vanaf boekjaar 2024, andere grote ondernemingen vanaf 2025, genoteerde KMO’s vanaf 2026 (met opt-out tot 2028), en niet-Europese groepen vanaf 2028.

    Daarnaast introduceert de wet een assurance-verplichting: duurzaamheidsinformatie moet extern geverifieerd worden (eerst via beperkte assurance, later redelijke). De wet bepaalt dat dit controlemandaat kan toevertrouwd worden aan de commissaris of een andere erkende onafhankelijke assureur.

    Nationale bijzonderheden

    België heeft de EU-verplichtingen quasi integraal overgenomen, zonder versoepelingen of bijkomende inhoudelijke eisen. Wel zijn er technische aanvullingen: zo moeten bedrijven de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie ook meedelen aan de ondernemingsraad binnen drie maanden na jaarafsluitingen, ter bespreking vóór de algemene vergadering.

    Indien geen OR aanwezig is, gebeurt dit via het CPBW of de vakbondsafvaardiging.

    Ook zijn de FSMA-bevoegdheden aangepast om het centraal toegangspunt te organiseren conform de ESAP-richtlijn. De Belgische wet trad grotendeels in werking op 30 december 2024, zodat de eerste rapporteringen volgens de CSRD vanaf 2025 kunnen plaatsvinden.

    Toepassing van ESRS S1 (‘Eigen Personeel’) in België

    ESRS S1 (European Sustainability Reporting Standard “Own Workforce”) maakt deel uit van het eerste pakket duurzaamheidsrapportagestandaarden (amai, stevig woord) dat de Europese Commissie via gedelegeerde verordening heeft aangenomen. Deze standaarden, opgemaakt op advies van EFRAG, zijn sinds 1 januari 2024 van kracht.

    In België moeten verslagplichtige ondernemingen hun sociaal beleid en prestaties m.b.t. het eigen personeel dus rapporteren volgens ESRS S1, samen met de andere ESRS-disclosurevereisten.

    Dit omvat onder meer gegevens over arbeidsomstandigheden (opleiding, gezondheid en veiligheid, werkuren, verloning, sociale bescherming), gelijke kansen (diversiteit, non-discriminatie, inclusie) en werkgerelateerde mensenrechten (vereniging, dialoog, etc.), zoals de ESRS S1-standaard voorschrijft.

    Inwerkingtreding

    De verplichting om ESRS S1 toe te passen loopt synchroon met de CSRD-fases.

    Dit betekent dat bv. grote bedrijven die al onder de vorige niet-financiële rapporteringsplicht vielen, ESRS S1 toepassen vanaf verslagjaar 2024, andere grote ondernemingen vanaf 2025, genoteerde KMO’s vanaf 2026, enz…

    De Europese Commissie heeft de ESRS vastgelegd in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2772 van 31 juli 2023, zodat geen aparte Belgische omzettingsbesluit nodig was, de standaarden hebben rechtstreekse werking.

    Nationale aanvullingen

    België heeft geen eigen aanvullende rapporteringsnormen voor “eigen personeel” bovenop ESRS S1 opgelegd; de inhoud en indicatoren volgen volledig de Europese standaard.

    Wel zorgt de hierboven vermelde CSRD-wet voor procedurele omkadering: de raad van bestuur is verantwoordelijk voor de openbaarmaking van de ESG-informatie, en de ondernemingsraad krijgt inzagerechten in de personeelsgerelateerde duurzaamheidsinformatie.

    Toezichthouders zoals de FSMA hebben (normaliter) intussen via communicatie de betrokken bedrijven geïnformeerd en aangespoord om zich voor te bereiden op onder meer de S1-verplichtingen rond personeel.

    Recent heeft de EU bovendien een uitstel (“stop-the-clock”) goedgekeurd voor bepaalde CSRD-deadlines, waardoor rapporteringsplichtige vennootschappen die normaliter in 2026 of 2027 hun eerste S1-rapport zouden publiceren twee jaar extra krijgen.

    Deze aanpassing moet nog in Belgisch recht worden omgezet, maar geeft aan dat de implementatie van ESRS S1 in België de Europese timing volgt, inclusief eventuele besliste faseringen.

    Verdere info kan je ook nog raadplegen op de website van de Commissie zelf.